1 mei. Dag van de Arbeid. Dag van het rode lied

Op 1 mei 1971 verscheen het Roodliederenboek van de SJ. In dit geval staat SJ niet voor de jezuïetenorde (Societas Jesu), maar voor Socialistische Jeugd van Nederland. En die Socialistische Jeugd mag ook zeker niet verward worden met de Jonge Socialisten, de jongerenorganisatie van de Partij van de Arbeid.

De Socialistische Jeugd was een radicaal-socialistische beweging uit de jaren ’60 en ’70 van de twintigste eeuw. Met onder meer protestdemonstraties en bezettingen zetten ze zich in voor de klassenstrijd en tegen het grootkapitaal. Ze waren opruiend genoeg om door de Inlichtingendiensten in de gaten te worden gehouden, maar daar was in die tijd ook weer niet zo heel veel voor nodig. Tot hun meer gematigde activiteiten behoorde het uitgeven van het tijdschrift Esjee en van de ‘Roodfrontreeks’. Als deel 3 in die reeks kwam dit Roodliederenboek uit.

Het Roodliederenboek van de SJ staat min of meer aan het eind van de traditie van deze socialistische zangbundels. Het is in verschillende opzichten opmerkelijk en uiteindelijk verrassend. Laten we beginnen bij de kleur. Rood is de kleur van het communisme/socialisme. “Het rode vaandel volgen wij.” Als socialistische liederenbundels een (steun-)kleur hebben voor omslag, belettering of illustratie, dan is dat altijd rood; dat is op de foto hierboven goed te zien. Waarom is dan voor dit liedboek, met zelfs het woord ‘rood’ in de titel, gekozen voor oranje? Was dat bedoeld als provocatie, of als geintje?

Wie voor de samenstelling van de inhoud verantwoordelijk was, wordt niet vermeld. Het boekje zet meteen de toon met ‘De Internationale’ in het Frans, Duits en Nederlands en bevat vooral internationale revolutionaire liederen. Enkele dateren oorspronkelijk al van de Franse revolutie en er zijn ook een paar Spaanse en Italiaanse bij. Maar de meeste zijn geput uit het Duitse arsenaal van bekende twintigste-eeuwse tekstschrijvers en componisten als Bertolt Brecht en Hanns Eisler. Sommige liederen zijn voorzien van muzieknotaties, die dan steeds uit een Duitse bron zijn overgenomen. De soms bijgeleverde Nederlandse vertalingen ken ik niet van elders. Ik heb de indruk dat die vertalingen speciaal voor dit boekje gemaakt werden en zelden gezongen zijn.

Wat nu vooral opvalt aan de liederen is de verbetenheid, de grimmigheid en het militarisme. Er wordt wat afgemarcheerd, op barricades gestaan en bloed geofferd! De strijd is compromisloos en genadeloos. De harde, zwarte illustraties ademen diezelfde sfeer. Portretten van Marx en Lenin tekenen de achtergrond van de bundel, maar brengen echt geen vrolijkheid teweeg. Tussendoor staan een paar korte teksten over de historische achtergrond van de liederen en enkele advertenties voor langspeelplaten met revolutionaire teksten en strijdliederen.

En wat is het allemaal lelijk gedaan! Die vroege socialistische zangbundels waren over het algemeen goedkoop maar netjes geproduceerd. Dit boekje lijkt met behulp van stencilmachine en fotokopieerapparaat opzettelijk slordig, ‘arbeideristisch’, in elkaar geflanst. De druk van de notenbalken is soms nauwelijks leesbaar. De afbeeldingen lijken kopieën van kopieën van kopieën. De ambtelijke paginanummering (streepje – spatie – nummer – spatie – streepje midden onderaan de bladzijde) lijkt aangebracht door iemand die net van Schoevers afkwam. Zelfs de advertenties zijn zo onaantrekkelijk als maar kan.

Van de 64 bladzijden zijn de laatste tien gereserveerd voor een viertal toen actuele Nederlandse liederen. In twee daarvan worden -traditiegetrouw- geestverwanten op de korrel genomen die niet radicaal genoeg zijn. In het sarcastische ‘P.v.d.A.-marslied’ wordt de PvdA verweten te heulen met de NATO, de liberalen en het grootkapitaal. En in het ‘H-Bom’ lied krijgt de zachtmoedige P.S.P. (de toenmalige Pacifistisch Socialistische Partij) ervan langs.

De twee laatste liederen uit het boekje (zonder titel en ook zonder wijsaanduiding) hebben betrekking op de Maagdenhuis-bezetting uit 1969, waar de Socialistische Jeugd actief aan deelnam. Het Maagdenhuis was het bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam en met de bezetting wilden studenten inspraak in het beleid afdwingen.

Maar toch – hoe fel en hard die vier Nederlandse liedjes ook zijn, de sfeer ervan is anders dan in de andere liederen. Verwijzingen naar opmarcherende arbeidershorden ontbreken. Verbeten agressiviteit heeft plaatsgemaakt voor bijtende spot. En een paar toepasselijke Vader en Zoon-cartoons van Peter van Straten zorgen onverwacht ook voor een beetje humoristische relativering na de dodelijke ernst van de rest van de bundel.

Ook de achterkant van het boekje is een verademing. De tekening is natuurlijk een persiflage op de bekende Uncle Sam-poster ‘I want you in the US army’, maar doet ook denken aan een iconische foto van Jim Morrison van The Doors. Ineens zien we dat het verschijningsjaar van de bundel, 1971, ook in de hippietijd valt.

Daarmee krijgt dit Roodliederenboek alsnog een tweeslachtig karakter en wordt het extra boeiend.  Ik denk dat het een kantelmoment markeert. Je kunt eraan aflezen hoe twee tegenculturen elkaar aflossen. Het steile communisme moet plaatsmaken voor de meer ludieke hippiebeweging. Beide tegenculturen zetten zich af tegen de gevestigde orde, maar onderling zijn ze ook volstrekt onverenigbaar. Dit Roodliedboek is daar misschien een poging toe geweest, maar die was tot mislukken gedoemd. In 1975 werd de Socialistische Jeugd van Nederland opgeheven.

Jan Bos, 1 mei 2019. Blog 10

*** Ik blog af en toe over liedboekjes uit mijn verzameling. ***

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s